Vanmorgen had ik een afspraak met de oogarts. Al enige tijd is het duidelijk dat het zicht af begint te nemen. Bijzonder bij mij, ten opzichte van de meeste mensen, is dat ik met mijn linkeroog in de verte kijk, en met het rechter dichtbij. Samen kunnen ze niks, dus ik zie ook geen diepte. Dat is in het dagelijks leven soms lastig, maar meestal heb ik er geen last van: ik ken mijn beperkingen, en daar houd ik rekening mee.
Toen we enkele weken geleden bij Hans Anders waren was ik niet echt tevreden over de correctie die ze me konden bieden voor mijn linker(=veraf)oog. Om uit te sluiten dat er, afgezien van het verval door ouderdom, echt iets met mijn oog zou zijn heb ik toen maar een afspraak met de oogarts gemaakt.

Ik werd geroepen door een jonge vrouw, zo een waarvan je in eerste instantie denkt "is dit nou de dokter, of is het de assistente?". Ze zei dat ze Marieke heette en verzocht me te gaan zitten in de zwarte stoel. Vervolgens begon ze het anamneseformuluier in te vullen en onderzoek te doen, dus ik vermoedde al snel dat het mogelijk een co-assistent was. Nadat ze had vastgesteld wat de afwijkingen waren van beide ogen had ik het nog even met haar over de mogelijkheid om op mijn leeftijd de ogen nog te laten corrigeren. Daarbij ging het me niet, zo legde ik duidelijk uit, om de cosmetische aspecten (mij maakte het niet zoveel (meer) uit dat mijn ogen wat uit elkaar staan), maar om de vraag of de stand van de medische wetenschap inmiddels zover was dat mijn ogen sucesvol weer zouden kunnen leren samenwerken. De laatste keer dat ik dat vroeg was meer dan 10 jaar geleden: je weet tenslotte maar nooit.

Ze ging even overleggen met de dokter (aha, dus dat was ze dan toch niet), en kwam even later met hem in zijn kielzog weer terug. Of liever, hij met haar in het kielzog.
Deze oogarts nu, was echt zo’n dokter uit halverwege de vorige eeuw. Vrijwel niks uitleggen, wat gemompel tegen de (co-?)assistente, en vervolgens kijken naar en in mijn ogen. Hij was bij wijze van spreken in gedachte al met de operatie begonnen. Ja zegt hij, ik kan natuurlijk niks garanderen, pas op de operatietafel weet ik wat ik aantref als gevolg van vroegere operaties (mijn ogen zijn twee keer ‘rechtgezet’, een keer toen ik 8 was, de tweede keer toen ik 12 was). "Maar", zei ik, "heeft zo’n operatie dan meer dan cosmetische waarde". "Nee, alleen maar cosmetisch". "Oh", zei ik weer, "maar dan hoeft het voor mij niet". "Okee, wat u wil."
Toen was het voor hem al min of meer weer klaar, bedacht zich, en liet Marieke ook nog mijn oogdruk meten (was OK, maar waarom?), en "doe ook nog maar een GDX-meting".
De GDX was ook in orde. Marieke liet me zien wat het resultaat was: de kwaliteit van de oogzenuw wordt er mee gemeten, en inmiddels heb ik googelend uitgevonden dat ze dat in elk geval gebruiken om vast te stellen of je glaucoom hebt.

Nadat ik haar er naar gevraagd had vertelede ze me dat ze geen oogheelkunde studeerde, zoals ik inmiddels begon te denken, maar optometriste was, iets tussen oogarst en opticien in zei ze een beetje vaag.

Ruim een half uur later stond ik met een briefje voor de opticien weer op straat, met toch een gevoel van lichtelijk overdonderd zijn. Wat ik in elk geval miste in het ziekenhuis was dat Marieke, toen ze zich voorstelde (en waarom alleen een voornaam), niet vertelde wat haar rol is en hoe zich dat verhoudt tot die van de oogarts. Ook de oogarts zelf zou wat mij betreft wel wat communicatiever mogen zijn. Leg even uit waarom je de dingen doet die je doet of laat doen, en leg uit waarom een oogcorrectie op mijn leeftijd alleen nog maar een cosmetische functie heeft. Ik weet dat wel zo ongeveer, maar dat kon hij niet weten.

Afijn, de volgende gang is dus nu weer naar de opticien. Ben benieuwd waar ik mee thuis ga komen.