Nadat ik vorige week maandag weer thuisgekomen was ontbrak mij de tijd om direct verder te gaan met de verslaglegging. Dat is jammer, want zo krijgt het geheugen kans om alweer dingen weg te laten zinken. Maar ik doe mijn best.
Na de rustdag waarop het eerste deel van het verslag tot stand was gekomen ging ik fris en vrolijk weer verder, op weg richting de Donau. De moeite die ik twee dagen eerder had gehad om op de camping in Laudenbach aan te komen (ik had geen idee waar hij was, en mijn GPS wilde me steeds een spoorbaan laten kruisen zonder daarbij een tunnel of viaduct te bieden) bleef in de omgekeerde richting achterwege. Had ik maar geweten dat het zo eenvoudig was…
Ik had al gezien dat ik onderweg naar de volgende camping wel wat zou moeten klimmen hier en daar. Dit, in combinatie met het feit dat het al gauw zo’n 100 km zou worden deze dag had mij van te voren al doen besluiten om het plaatsje Rothenburg o/d Tauber over te slaan. Dat voornemen werd nog wat sterker toen ik een beoogde mogelijkheid om een paar klimmetjes te vermijden zag stranden op een wegopbreking. Oftewel, omgereden, terug, en toch nog klimmen. Dus niet naar Rothenburg. Maar ja, dan zou ik wel deze woorden van de schrijver van mijn routeboekje negeren: Op straffe van het missen van één van de fraaist bewaard gebleven Duitse vestingsteden, is het ook mogelijk vanaf Detwang onderlangs te fietsen. Wilde ik “één van de fraaist bewaard… etc.” inderdaad zomaar missen? Ik bleef tot in Detwang twijfelen, en koos toen uiteindelijk de steile weg naar Rothenburg. Twee kilometer 6% stijging, voor sommigen misschien een peulenschil, maar ik ben nou eenmaal niet zo’n klimgeit, dus had er mijn handen (eigenlijk benen) vol aan.
Uiteindelijk dan toch zegevieren, en vaststellen dat het alleszins de moeite waard was geeft toch wel veel voldoening. Prachtige vakwerkhuizen, een mooie, drie kilometer lange stadsmuur inclusief bijbehorende poorten.
Bij zo’n plaats horen natuurlijk ook veel (grotendeels Aziatische) toeristen. Nou was ik er natuurlijk zelf ook een (nee, niet Aziatisch), dus zeg er dan maar eens wat van. Grappig was nog dat ik zelf ook als toeristisch object werd gezien. Ik kreeg het verzoek om even stil te gaan staan (met mijn beladen fiets aan de hand), dan kon de heer in kwestie even een foto van me maken. Hij vroeg verder niets, dus ik vraag me af wat ik in zijn hoofd eigenlijk was.
Na het verlaten van het Tauberdal werd het nog weer even klimmen, want via het natuurpark Frankenhöhe passeerde ik de zogenaamde Europese waterscheiding, waarbij aan de westelijke kant het regenwater uiteindelijk naar de Rijn stroomt, en aan de andere kant naar de Donau. Het verschil tussen wat in de Noordzee en wat in de Zwarte Zee terecht komt zou je kunnen zeggen.
Deze eerste dag na mijn rustdag eindigde jammer genoeg met een nat pak. Een kilometer of twaalf vóór ik bij Gunzenhausen aankwam zag ik de lucht al betrekken, en hoewel ik mijn best heb gedaan om het tempo er stevig in te houden was ik helaas toch net te laat bij de camping. Dat was echter wel de laatste regen van enige betekenis, maar dat wist ik toen nog niet.
De volgende dag maakte ik kennis met de Altmühl, een rivier waar ik, ik beken het maar, nog nooit van had gehoord. Toch heeft het Altmühl-dal me dagen beziggehouden, dus een klein slootje was het niet bepaald.
Het was na de betrekkelijk zware dag van gisteren een ontspannen tocht, niet veel klimmen, en 70 km vond ik wel genoeg. Een kilometer of tien voor de camping in Dollnstein had ik even een korte pauze om wat te drinken. Daar kwam vanuit de tegenovergestelde richting een ouder koppel (alsof je zelf zo jong bent 🙂 ) aangefietst, en ik hoorde die man zeggen: dat daar zijn de twaalf apostelen. De vrouw keek matig geïnteresseerd, maar de man had wel gelijk. In die zin dat er inderdaad een stuk of wat rotspartijen naast elkaar stonden, en het zouden er best wel eens twaalf geweest kunnen zijn. Maar waarom nou apostelen? Ook mijn gidsje sprak van de apostelen. Daar zit vast nog een mooi verhaal achter, maar dat heb ik nog niet vernomen.
De dag na Dollnstein had ik weer eens ruzie met mijn GPS-track. Ik heb op een aantal momenten gemerkt dat die toch wel merkwaardig tot stond moet zijn gekomen. Soms liep hij gewoon over de autoweg, deze keer ging hij haaks op de weg het veld in, tot aan de Altmühl, om deze dan vlak aan de oever te gaan volgen. Aanvankelijk deed ik braaf (zeg maar slaafs) wat het paarse lijntje me opdroeg, maar het reed zo onaangenaam dat ik mijn verlies genomen heb, en op een gegeven moment de haakse bocht de andere kant op genomen heb, en door het veld wandelend naar de weg terug ben gelopen. Het is net of delen van de route door de GPS-trackmaker met een mountainbike waren gemaakt.
Ik heb verder overigens heel veel plezier van mijn GPS-apparaatje en de tracks gehad, het is toch makkelijker om een lijntje op een apparaatje te volgen dan steeds bij een kruispunt kaart of boekje te moeten raadplegen, om vervolgens na een paar honderd meter (of eerder) te moeten denken “hoe zat het nou ook alweer?”, en dan weer te moeten stoppen voor de volgende controle. Maar duidelijk is dat je ook bij een GPS-route bij de les moet blijven.
In Riedenburg (inmiddels aan het Main-Donaukanaal), waar ik die middag mijn tentje opzette ontmoette ik een man die vertelde van Hongaarse afkomst te zijn, en onderweg te zijn van Nederland terug naar Budapest. Later vertelde hij me dat hij eind juli uit Budapest was vertrokken. Ik zou hem nog vaker tegenkomen.
Maar dat was niet meteen de volgende dag al. Die dag legde ik een afstand af van bijna 110 km, en dat vond ik ook meer dan genoeg. Het was echter wel de dag dat ik door Regensburg kwam. Kort daarvoor was ik in Kelheim, waar Main-Donaukanaal en Donau samenvloeien. Een mooi gevoel, eindelijk de rivier die me uiteindelijk in Wenen zou brengen. Ik ben met de fiets aan de hand een beetje door Regensburg gaan slenteren, en heb de prachtige Petersdom bezocht. Regensburg was ook de plaats waar ik er eindelijk in slaagde een (betaalbare) nieuwe zonnebril te kopen. Die niet eens zozeer voor de toch regelmatig schijnende zon bedoeld was, maar vooral ook als bescherming tegen wind en vliegjes.
De camping waar ik uiteindelijk terecht kwam, de stadscamping van Straubing, viel me eigenlijk niks tegen. Een drukte van belang was het niet, maar een voordeel was dat ik ver van de campingverlichting stond waardoor het ook ’s nachts toch wat donkerder werd dan ik op veel andere campings had ervaren. Ik had wel zin in een wandelingetje, en er moest ook nog gegeten worden, dus ik besloot naar de stad te gaan lopen. Een restaurant dat me uitnodigend aankeek zag ik niet, maar toen ik in het centrum een H&M zag dacht: er is vast ook een McDonalds. En jawel! Nou weten mensen die mij kennen wel dat ik niet zo’n Mac-er ben, maar ineens had ik er toch zin in. Kennelijk doet een mens soms rare dingen als hij ruim 1100 km heeft gefietst sinds hij van huis vertrok.
Onderweg tijdens de etappe van Straubing naar Irring (een kilometer of tien, twaalf vóór Passau) kwam ik deze plek tegen.
Ik kwam (voor mij) verrassend weinig scheepvaart tegen langs grote stukken van de Donau, veel minder dan ik bijvoorbeeld op de Rijn had gezien. Dat heeft er ongetwijfeld mee te maken dat er in de rivier op een aantal plaatsen waterkrachtcentrales zijn gebouwd, en de stuwen die dat met zich meebrengt maken de doorgang niet eenvoudiger, ook al zijn er altijd wel sluizen aanwezig. Dit is de stuw bij Passau.
Passau is een tamelijk toeristische plaats, zelfs in dit naseizoen. Veel Amerikanen en mensen met Aziatische looks. Ook de Dom van Passau, net als die van Wenen naar de heilige Stephanus genoemd, was een populair bezichtigingsobject. Ook de bank waar je geld uit de muur kon trekken bleek een gewilde plaats om te bezoeken. Ik moest helaas aansluiten, zonder contant geld reizen is in dit deel van de wereld niet prettig. Op minder plaatsen dan in Nederland kun je met plastic geld terecht.
Het koor van mijn vrouw zou na het concert in Wenen ook hier in Passau nog een kort concert verzorgen, maar verwijzingen daarnaar heb ik niet kunnen ontdekken. Ik wist eerlijk gezegd ook niet waar het concert zou plaatsvinden.
De Donauradweg van Passau naar Wenen wordt geroemd om zijn schoonheid, en het eenvoudig te befietsen traject. Daar zou ik nu aan gaan beginnen!
Het eerste deel van het stuk viel eigenlijk wel een beetje tegen. Je rijdt op een fietspad direct naast een betrekkelijk drukke weg. Aan de andere kant heb je de Donau, dat is dan wel weer aangenaam. Ik deed een tijdje een wedstrijdje met een grote rondvaartboot. Die dingen houden nog een behoorlijk tempo aan. Ik reed ongeveer 20 km/u, en dat was ook ongeveer het tempo van de boot. Nadat hij twee binnenbochten voordeel had gehad gaf ik het op. Gelukkig was dat ook net het moment dat ik aan de overkant van de weg een Lidl zag, en dat kwam goed uit. Mijn proviand voor die dag was nog niet geregeld en zo kon ik zonder gezichtsverlies mijn achtervolging van de boot staken. (Niet dat er verder iemand was die hier getuige van was. 😉 )
Een kilometer of 25 na Passau was er weer een gedenkwaardig moment, ik stond op het punt om de grens naar Oostenrijk te passeren. Ik had wel wat meegekregen van de commotie rond de vluchtelingen die vanuit Oostenrijk naar Duitsland wilden, en ook dat de Duitsers de grens bij Salzburg al hadden gesloten. De dreiging hing in de lucht dat er meer grensovergangen zouden volgen.
Als je naar de grensovergang op de foto hier links kijkt vraag je je af waarom er niet veel meer van dit soort stille overgangen gebruik wordt gemaakt.
Als het er niet bij had gestaan had ik vooralsnog niet veel gemerkt van het feit dat ik nu in een ander land fietste. Misschien waren de automobilisten in Oostenrijk iets minder omzichtig t.o.v. fietsers, maar daar had ik later toch eigenlijk geen klachten over, dus het kunnen toevalstreffers geweest zijn.
Voor de laatste keer deze reis moest ik gebruik maken van een vaartuig om een rivier over te steken. Ik vond het meteen wel het schattigste bootje, en deed me denken aan het bootje van de Heen-en-weerwolf uit Pluk van de Petteflet. (Dat dat eigenlijk nergens op slaat zul je wel zien als je eens googelt op heen-en-weerwolf. Fiep Westendorp had er een heel ander beeld bij.)
Deze foto doet me dan weer denken aan Die Moldau (van Smetana), en dat zal ongetwijfeld ook nergens op slaan. Maar neem iemand zijn fantasie maar eens kwalijk. Ik vond het in elk geval een prachtig uitzicht.
Er waren dagen dat ik pas na een km of 70-80 last van ongemakken begon te krijgen, of dat ik het sowieso een beetje zat was. Deze dag, de dag waarop ik aan de Donauradweg tussen Passau en Wenen begon, was er een waarop ik na ongeveer 50 km al vond dat het einddoel wel na de volgende bocht mocht liggen. En dan was het dagtotaal van 73 km toch echt niet heel veel in vergelijking met andere dagen. Nou ja, ook dit soort dagen horen erbij. Doordat de afstand betrekkelijk kort was kon ik al tegen half vier aan het opzetten van mijn tentje beginnen. Het was lekker weer, en het was goed toeven op mijn stoeltje in de zon. ’s Avonds een hapje gegeten in het bijbehorende restaurant, en de twee pullen bier van elk een halve liter zorgden voor een goede nachtrust. Zij het dat uiteraard een nachtelijk bezoek aan het toilet daardoor onvermijdelijk was geworden.
En dan is er ineens het bord waarop je eindbestemming staat! Dat betekent toch vaak dat je wel een beetje in de buurt begint te komen. En inderdaad, op deze dag fietste ik ruim 100 km om bij de plaats Grein uit te komen, en daarvandaan was het nog slechts zo’n tweehonderd kilometer.
Ondanks de lovende woorden die je hoort over de Donauradweg (DRW) had ik op deze dag toch een stuk bij Linz te verwerken waar ik niet echt blij van werd. Een fietspad langs een zeer drukke weg waar voor mijn gevoel geen eind aan kwam. Pas toen de DRW rechts afboog naar de rivier, en de drukke weg de andere kant op werd het weer aangenaam.
In Grein trof ik voor de tweede maal mijn ‘Hongaarse vriend’. Op de camping, gerund door een van oorsprong Roemeense familie, bleek je ook te kunnen eten, en we besloten samen de maaltijd te genieten. Dat was een gezellige afsluiting van de dag. Een nadeel van de camping (ook genoemd in mijn reisgids) was dat hij vlak langs een vrij drukke weg was gelegen. Maar ’s nachts bleek dat best mee te vallen, en ’s morgens was ik toch altijd vroeg wakker. Voor een nachtje was het wel te doen. Het was overigens wel een heldere nacht waardoor het behoorlijk afkoelde. Met name bij het afbreken van de tent had ik daar veel last van: ijskoude handen. Maar gelukkig had ik geleerd van mijn reis naar Parijs vorig jaar, deze keer had ik wel handschoenen bij me. Door mijn handen onder de kraan te verwarmen en droog te maken met de blower kon ik in elk geval goed op pad.
Een ander ding waar ik onderweg naar Parijs leergeld mee had betaald was het aantal kilometers van de laatste dag. Naar Parijs was de laatste etappe 110 km geweest, maar toen moest ik nog naar de camping, een bonus van 20 km. Dat vond ik toen niet aangenaam.
Daarom besloot ik van de afstand die ik nog in twee dagen moest doen ruim 110 km op de eerste dag te doen zodat er voor het traject naar Wenen niet veel meer dan 70-80 km overbleef.
Ik vond het eerste stuk na Grein echt genieten.
Voor me zag het er uit zoals op het linkse plaatje, en als ik achter me keek op het plaatje rechts. Behalve ik kwam er nog een fietsend stel voorbij, en een enkele auto. Het was een mooie intieme sfeer.
En toen was daar Melk, het plaatsje waar dit prachtige klooster is gebouwd.
Doordat het veel hoger ligt dan je aan de hand van de foto zou denken maakt ziet het er erg indrukwekkend uit. Het is mogelijk om het te bezoeken, maar daar had ik op deze dag eigenlijk geen tijd voor, vond ik toen. (Hier kom ik in de evaluatie nog op terug)
Het was de bedoeling om bij Traismauer te kamperen, er zouden volgens de gids zelfs twee campings moeten zijn. En toen ik op het toeristische bord bij de ingang van het plaatsje keek stond er daadwerkelijk een (1) aangegeven. Eerst fout gereden door een bord dat minstens verwarrend was opgesteld, vervolgens door een lokale jongedame nog eens de verkeerde kant opgestuurd, en toen maar weer teruggereden naar het reeds genoemde bord. Daar raakte ik aan de praat met een ook fietsende dame, alleen ging zij van hotel naar hotel. Haar bewondering voor mijn bagage, voor de door mij reeds afgelegde afstand en voor het feit dat ik uitsluitend kampeerde was erg groot. En terwijl ik met haar stond te praten kwam daar ineens mijn Hongaarse vriend weer aangefietst. Die had het adres van de camping in zijn Garmin geprogrammeerd, en zo reden we via de kortst mogelijke route naar de camping. 🙂 Ach ja, dat had ik natuurlijk ook kunnen doen…
Na weer een frisse nacht brak dan toch de laatste fietsdag aan. Ik had me door mijn kampeer-/fietsmaat bijna laten overtuigen dat het veel slimmer was om de camping bij Klosterneuburg te gebruiken in plaats van Wien West zoals ik steeds van plan was geweest. Onderweg heeft mijn dochter nog even op mijn verzoek via Google Maps bepaald wat de fietsafstanden waren van deze twee campings naar de Stefansdom in Wenen, een lekker centraal punt. Dat bleek nauwelijks iets uit te maken, beide iets van een kilometer of dertien. Toen was ik ‘om’. Niet alleen zou ik door naar Klosterneuburg te gaan eerder bij een camping aankomen, ik hoefde er ook niet voor te klimmen, hetgeen voor Wien West wel het geval was. Klosterneuburg bleek ook nog eens zeer dicht bij een station te liggen.
Er stond een straffe oostenwind (= tegenwind) die ik op een gegeven moment goed zat was, maar de gedachte dat ik er bijna was gaf toch genoeg kracht om door te zetten. Op de camping aangekomen het tentje opgezet en even mijn rust genomen. Maar ik was er natuurlijk nog niet. Er was nog een dertiental kilometers te gaan voor ik daadwerkelijk naast de Dom van Wenen stond, het door mij bepaalde einddoel. Maar dat waren kilometers zonder bagage, dat fietste buitengewoon aangenaam!
Het was even zoeken naar die Dom, tussen alle hoge gebouwen zag je hem haast niet. En mijn Garmin wist wel waar het was, maar kon juist door die hoge gebouwen soms bijna zijn eigen positie niet bepalen. Bijna, want na wat heen en weer rijden was hij daar dan toch, en ik ook. 🙂
Hiermee eindigt dit deel van mijn verslag. Er komt in elk geval nog een soort evaluatie, en wat statistieken. Wordt vervolgd!