Volgens het routeboekje zou er een camping zijn na ruim 30 kilometer en de daaropvolgende dik 55 kilometer verder. Ik dacht, ik zie wel hoe het gaat als ik bij die eerste ben, heb ik ‘slechte benen’ dan stop ik, en anders ga ik door. Maar eigenlijk wist ik natuurlijk wel hoe het zou gaan, want na 30 km ben ik echt nog niet moe, dus vooruit met de geit, door naar Heinbockel! Echt spijt heb ik er niet van, want ik had nog geen behoefte aan een rustdag, dus dan ook maar de hele dag fietsen, maar het was wel vermoeiend. Er zaten weer flink wat hobbeldebobbelstukken in, van die stukken waar de keien tussen de kiezels liggen en je dus goed moet uitkijken dat je niet op je snufferd gaat, onderwijl met je tere billetjes stuiterend op je zadel. Nou kunnen best wat hebben, maar op een gegeven moment is het ook een keer genoeg.
Maar los van deze ongemakken stond er ook veel wind. En die had ik voor de verandering eens grote stukken tegen. Want ik moet toegeven, ik heb deze vakantie tot nu toe weinig reden tot klagen over de wind.
Al met al kwam ik redelijk vermoeid aan op de camping.

Was er onderweg ook nog iets vermeldenswaardigs? Bijzonder was dat ik vanaf Bremen erg veel forenzenfietsers tegenkwam. Het was gewoon druk te noemen. Ik had deze hele vakantie nog niet zoveel collegafietsers gezien.

Ik kwam een mooie watermolen tegen, niet in bedrijf, niet toen ik er was in elk geval, maar hij stond er mooi bij.

En ik heb het ideale koekje ontdekt voor in mijn stuurtas. Hij is niet groot, integendeel mag ik wel zeggen, maar hij is erg lekker en erg geschikt voor de momenten dat ik even geen zin meer heb.

Even over morgen. De situatie lijkt op die van vandaag. Een camping redelijk dichtbij, en één een heel stuk verder. Jullie horen morgen hoe het afloopt.