Om kwart over zes zat ik op de fiets. Het voordeel van zo’n kale kamer is dat je ook makkelijk ziet of je alles hebt.
Het was lekker rustig op straat en betrekkelijk koel (18 graden denk ik). De eerste dertig km zat er nog aardig wat variatie in het traject. Er werden aardige dorpjes aangedaan. In Portomaggiore zou binnen twintig minuten de Coop open gaan, en dat kwam mij wel goed, kon ik meteen spullen voor het avondeten inslaan.
Terwijl we (er kwamen steeds meer mensen) stonden te wachten, werd ik onverstaanbaar aangesproken door een oud mannetje. Oud? Nou ja, laten we zeggen ouder dan ik en jonger dan mijn schoonvader. Ik vertelde hem in mijn beste Italiaans dat ik uit Nederland en onderweg was naar Rome. Hoe ik dan sliep? Nou in mijn tentje (tenda) op de campeggio. Hij was diep onder de indruk en ik hoorde hem het verhaal vele keren aan kennissen van hem navertellen.
Het toetje, twee yoghurtjes, heb ik ter plekke maar vast opgegeten, zo koud zijn ze wel zo lekker.
Daarna kwam, dat kun je gerust zeggen, het saaie stuk. Lange rechte wegen met weinig schaduw. Miesmuizen had geen zin, dus ik ging stug door. Uiteindelijk stond ik voor het gesloten hek van de camping. Er stond wel een telefoonnummer, daar heb ik zonder een reactie te krijgen een berichtje naar gestuurd. Ik veronderstelde dat er gegeten werd en besloot nog even te wachten. Toen er op een gegeven moment iemand naar buiten ging in de auto ging het open, en ik naar binnen.
Inmiddels toestemming om een plekje te zoeken.
Oeps, ik lees nu pas van je val… niet al teveel last van de schaafwonden? Grappig dat je die e-biker steeds tegenkomt, gezellig om samen te gaan eten en kletsen 🙂
Ja, dat was even schrikken. De wonden genezen goed hoor, ze zitten gelukkig niet op een gewricht, anders scheuren ze steeds weer kapot.
Ohh, gelukkig maar, was wel schrikken zeker?