Vlak voor de jaarwisseling zag ik een bericht van iemand dat verwees naar de #100DaysOfWalking, een ‘challenge’ afkomstig van een Amerikaanse site die (de challenge, niet de site) er op gericht is om je dagelijks minstens een half uur te laten wandelen. Nou wandel ik wel graag, en ook ben ik wel gevoelig voor challenges. Dus ik besloot snel dat ik er wel aan mee wilde doen. Nou ja, meedoen, je hoefde je, zover ik kon vaststellen, nergens aan te melden, you’re on your own. Om mezelf toch een beetje onder druk te zetten plaats in alle wandelingen met de al genoemde hashtag op Strava. Voor mij is een half uur wandelen niet echt een uitdaging, dus ik heb het iets verzwaard door uit te gaan van een gemiddelde over een maand van minstens 5 km per dag.
En eigenlijk is het tot nu toe best goed gegaan. Vandaag was nog de lastigste dag, want ik voelde me niet helemaal lekker. Gisteravond begon ik ineens erg te snotteren, hetgeen er voor zorgde dat ik slecht sliep, en toen ik vanochtend uiteindelijk wakker werd had ik stevige hoofdpijn. Met behulp van twee paracetamollen zakte dat wat, en zo kon ik toch nog een wandeling maken.
De eerste maand zit er nu op, even wat cijfers:
228,1 km gewandeld, dat is gemiddeld 7,4 km per dag (dus doel gehaald),
ik deed er 45 uur, 38 minuten en 47 seconden over (zegt Strava), dat is net geen 5 km/u,
volgens mijn Garmin horloge zette ik deze maand januari 421.539 voetstappen neer,
dit is het hoogste maandaantal sinds ik dit horloge heb (april 2016)
Voor wie me op Strava wil volgen:
https://www.strava.com/athletes/6227911
Vanwege het feit dat ik morgen fietsvrij heb ben ik kennelijk dusdanig in een vakantiemodus geschoten dat ik mijn blog bijna vergat. Bijna he, de dag is nog niet om.
Ik vond het een heerlijke fietsdag, en dan vooral de ochtend toen alle andere fietsers nog in bed lagen, in de kerk zaten of nog niet geïnspireerd waren. Het was heel stil, de zon scheen, nee het was niet heel stil, ik hoorde heel veel vogels. Ik ben geen vogelkenner, maar een leeuwerik herken ik, en die hoorde ik. Ik kreeg er een blij nostalgisch gevoel van.
Het rook ook lekker, liguster, acacia (denk ik), vlier.
Het landschap was oogstrelend en zo was er voor vrijwel alle zintuigen wel iets van zijn gading.
In de middag werd het druk op de fietspaden, en het is opvallend hoe voorzichtig Duitse fietsers zijn. Als ze je tegemoet komen gaan ze al heel lang van tevoren achter elkaar rijden, ook als je elkaar makkelijk kunt passeren als ze niet achter elkaar gaan. Ik zeg niet dat het verkeerd is, maar ik vind het opvallend, en ik vrees dat men mij soms wat lomp vindt. Ik vind dat zelf overigens over het algemeen niet.
Die voorzichtigheid zie ik ook tussen automobilisten en fietsers. Auto’s blijven soms heel lang achter me hangen omdat ze kennelijk vinden dat de ruimte om in te halen te krap is. Ik word er soms wat zenuwachtig van en denk dan “ga nou maar, kan makkelijk”.
Een primeur deze reis: de eerste koffie met gebak. Lörsch kreeg de eer. De route kwam daar langs zoveel terrassen dat ik het niet kon weerstaan. Het stadje Ladenburg nog even bezocht. Ik was er bijna (ten onrechte) aan voorbij gereden, maar las toen nog net de aanbeveling van Roel. Prachtig kerken en vakwerkhuizen, fijne sfeer.
Daarna doorkachelen naar Heidelberg. Het was druk op de Sonnewiesen op de noordoever van de Neckar, ik moest op het aanpalende fietspad goed uitkijken.
Na ruim tachtig kilometer was daar de camping. In vergelijking met de vorige een wereld van verschil. Gewoon een eigen plekje (aan de Neckar) zonder kinderen die de haringen uit mijn tent lopen. Het enige nadeel is de weg die er vlak langs loopt. Die is best druk en geeft wat lawaai.
Morgen rustdag. Ik ga (in principe) met de trein naar Heidelberg. Dat is volgens mij maar één station verder, maar ik heb niet zo’n zin om weer langs de al genoemde weg naar de stad te rijden, en me daar zorgen te maken over mijn fiets als ik hem ergens neerzet.
Tot slot, nadat Weerplaza, de app dan, al een paar uur beweerde dat het regende hebben ze nu eindelijk gelijk gekregen.
Toen ik vanmorgen de camping wilde verlaten bleek het hek op slot. Ik liep een beetje rond te drentelen, keek bij het restaurant waar ik de middag ervoor had betaald (niemand te zien) en overwoog net of ik misschien zou kijken of het hek aan de andere kant van de camping open zou zijn toen er een wat chagrijnige man naar buiten kwam. Hij kon toch ook niet weten wanneer de gasten wilden vertrekken en ik had toch op het raam kunnen tikken. Hij zei volgens mij nog veel meer, maar dit was wat ik eruit opmaakte.
Ik was allang blij dat ik weg kon.
Het werd een warme, om niet te zeggen hete, tocht. De temperatuur liep snel op en dit in combinatie met de stevige klimpartijen die er hier en daar in zaten maakte het wel zwaar.
Dat neemt niet weg dat er ook genoeg te genieten viel. Het uitzicht over de velden en heuvels was mooi.
Leuk was dat ik na een km of twintig, denk ik, werd ingehaald door Ad uit Oisterwijk. Ongeveer van mijn leeftijd gok ik. Hij was al twee keer op de fiets naar Santiago geweest en wilde nu ook Rome eens proberen. We hebben grote stukken alleen gefietst omdat vooral klimmen erg individueel is, maar de pauzes deden we steeds samen. Na de lange afdaling uit de heuvels naar de Rijn, van 271 meter hoogte naar iets minder dan zestig, hebben samen nog een biertje gedronken op de Rijnkade en vervolgens afscheid genomen, want Ad kampeert niet. Best kans dat we elkaar in het vervolg nog tegen zulke dingen komen.
Ik overweeg om hier morgen een dagje te blijven, de warmte in combinatie met de inspanningen hebben me het gevoel gegeven dat dat weleens verstandig zou kunnen zijn.
Aangezien de sportscholen weer open mochten had ik eigenlijk gepland om gisteren bij SportCity wat te fietsen en te lopen, maar toen ik ’s morgens het weerbericht zag, veranderde ik van plan. Het zou weleens de beste dag qua fietsweer kunnen worden, en dan is het wel zonde om binnen aan de gang te gaan. De wind zou uit het westen tot noordwesten komen, dus eerst voor een tegenwindkoers gekozen. Ik had nog een route liggen die ik een tijd geleden bedacht had om in de buurt van Hoogvliet nog wat ’tegels’ te scoren en die was heen en terug een kleine 60 km. Sinds september had ik volgens mij geen ritten van enige omvang meer gemaakt, dus dit leek me ver zat.
Eerst nog maar even de achterband oppompen. Die wordt heel langzaam steeds zachter. Niet zo snel dat er niet mee te fietsen is, maar na een week moet er toch wel weer wat lucht bij.
Het eerste stuk, tot bij Barendrecht was heel bekend terrein (deels mijn oude woon-werkverkeer-route), daarna een fietspad dat vrij dicht langs de Oude Maas gaat. Daar kom ik wel vaker, maar niet zo vaak dat het saai werd. Pas na Poortugaal kwam ik op onbekend terrein. Al die tijd een tegenwind die me toch een beetje tegenviel, maar gelukkig was daar het keerpunt. Wat een hobbelig fietspad, dacht ik bij Hoogvliet aangekomen, hoewel het er eigenlijk niet zo uitzag. Het was dan ook niet het fietspad maar mijn achterband. Nu al weer zacht? Is het gaatje groter geworden? Of is er wat anders aan de hand?
Gelukkig had ik mijn fietspompje bij me. Op het ventiel geschroefd, en hup, pompen maar. Bij het weer losdraaien kwam een stukje ventiel mee, en hup, de band liep weer leeg. Het (Franse) ventiel blijkt ook een uitneembaar, losschroefbaar binnenwerk te hebben. Joost mag weten wat daar de zin van is, de onzin is in elk geval dat als je dat stukje mee losdraait de lucht weer ontsnapt. Met de hand dat binnenstukje zo stevig mogelijk aangedraaid, en vervolgens het pompje wat minder strak erop gedraaid. Deze keer ging het wel goed.
Ik was een beetje in dubio, want dit gebeurde vlak bij het metrostation van Hoogvliet, dus als ik me naar huis wilde laten vervoeren was dit het moment. Maar ik had toch veel meer zin om naar huis te fietsen en de gok te wagen dat ik met hooguit nog een paar keer oppompen wel thuis zou komen. Bovendien was de zon inmiddels gaan schijnen!
Uiteindelijk zonder verdere problemen weer thuis gekomen. Maar maar voldaan zoals dat dan heet. Het is duidelijk dat ik nog wel wat kilometers moet maken in de voorbereiding op mijn fietsreis naar Rome. (Voorlopige vertrekdatum staat op 16 mei).
En wat natuurlijk ook duidelijk is dat ik mijn binnenband moet vervangen door een minder brak exemplaar. 🙂
Hieronder staat als het goed is een plaatje/linkje naar Strava. Ik weet nog niet of dit ook voor niet-Stravagebruikers te zien is. Even testen!
En ja, zo te zien wel. Als je op het plaatje klikt word je naar Strava geleid, en daar heb je zonder account niet veel aan, maar het plaatje op mijn blog is in elk zichtbaar en toont de route en wat gegevens zoals de afstand. Test geslaagd.
Rond een uur of half vier vannacht hoorde ik dat het regende. Ik had toen nog de hoop dat het in de loop van de ochtend droog zou worden, maar helaas is dat nauwelijks het geval geweest.
Omdat mijn route van vandaag niet zo lang was, zo’n zestig km, heb ik het op mijn gemakje gedaan. En uiteindelijk zat ik pas even na half elf op de fiets. Eerst even brood kopen bij de Delhaize. Dat mocht ik zelf snijden en stickeren. Het duurde even voor ik het juiste product vond op het schermpje, maar de mensen achter mij waren geduldig, of wisten goed te doen alsof. Daarna naar de zelfscankassa zoals ik bij AH ook altijd doe. Het scannen gaf geen probleem, maar voor ik de weg wist in de betaalmogelijkheden. Ik ging de mist in doordat ik bij een van de opties creditcard zag staan, en toen dacht: die moet ik niet hebben. Uiteindelijk bleek er niet alleen creditcard te staan, maar ook Maestro, en die moest ik dus wel hebben. Ach ja.
Ik had onthouden langs welke knooppunten ik weer op de route moest komen, en dat zou niet zo ingewikkeld geweest zijn als ze niet een stuk van mijn weg hadden afgezet. Vanwege de regen had ik mijn telefoon annex wegwijspiet niet op mijn stuur en daardoor duurde het langer dan ik had gedacht voor ik uiteindelijk Brugge achter me liet.
Via een fraaie route, die ik me deels dacht te herinneren van een fietsvakantie met Suzemarie enkele jaren geleden, kwam ik in Diksmuide. Daar wat boodschappen gedaan voor het eten, en verder maar weer.
Dat is wel jammer van zo’n regendag, je gaat niet op je gemakje ergens wat zitten eten.
Dacht ik vóór Diksmuide nog dat het wat lichter en droger aan het worden was, dat beeld mocht ik in het vervolg weer bijstellen, het leek alleen maar harder te gaan regenen.
Ik had gisteravond via de website van Welcome to my Garden contact gehad met Marc en Heidi die hun tuin beschikbaar wilden stellen voor mijn tentje. In Stavele was deze tuin gelegen, en bleek uiteindelijk bij een boerderij (hoeve heet dat hier) te horen. Toen ik aankwam probeerde ik het nummer te bellen dat Marc mij had doorgegeven, maar het scherm van mijn telefoon was nat, mijn handen waren nat, mijn zakdoek was nat. Het lukte gewoon niet. Met een droog doekje uit mijn fietstas ben ik maar brutaalweg in een binnenruimte van de boerderij gaan waar een deur open stond. Daar telefoon en handen droog (genoeg) gemaakt, en Marc gebeld. Marc was de boer, zo bleek, we maakten een praatje en toen ik vroeg waar ik mijn tent kon opzetten vroeg hij of ik niet liever binnen wilde liggen.
Er was een grote ruimte waar ze wel schoolklassen ontvingen, en daar mocht ik overnachten. Over dat aanbod hoefde ik niet na te denken. Later kwam Heidi ook nog even kennismaken. Ze bood aan dat mijn natte spullen wel in de melkstal mochten drogen. De koelinstallatie van de melktank produceerde zoveel warmte, het zou zo droog zijn.
Hoe graag ik ook kampeer, dit is toch wel een aangename afsluiting van een erg natte dag.
In deze week zou ik op fietsreis naar Rome zijn gegaan. Ik heb lange tijd gedacht dat het sowieso nu niet door zou kunnen gaan, maar in de loop van april begon ik toch een beetje hoop te krijgen. Op 27 april heb ik mijn eerste (Pfizer-)vaccinatie gehad en de tweede staat gepland voor 2 juni. Misschien dat ik enkele dagen na die tweede prik alsnog zou kunnen gaan?
Maar de bezwaren dienden zich ook aan. Zo is om te beginnen Duitsland nog niet open, een niet onbelangrijk detail, want daar zou ik al gauw een week of wat doorheen moeten fietsen. En ik wil er niet alleen fietsen, ook kamperen is de bedoeling, en op dit moment is er nog geen camping open, ook niet voor de Duitsers zelf. En ik heb nog geen planning gezien waaruit duidelijk wordt wanneer de situatie gaat wijzigen.
Italië zelf lijkt wel plannen te hebben om de boel open te gooien, dus dat zou misschien op tijd nog goed komen.
Een ander bezwaar betreft de terugreis. Ik had bedacht om mijn fiets op te laten halen door Soetens en zelf met de trein te gaan. Maar als ik rond 7 juni vertrek kom ik zo’n beetje in Rome aan als de vakantie van mijn vrouw begint. In onze gezamenlijke vakantie zal de fiets ongetwijfeld ook een rol spelen, en aangezien Soetens zegt tot twee weken nodig te hebben om de fiets thuis te brengen komt dat allemaal niet zo denderend uit. Als ik deze week had kunnen vertrekken zou dat uiteraard niet gespeeld hebben.
Afgelopen week heb ik aan mijn eigen onzekerheid een eind gemaakt door te besluiten de Romereis een jaar uit te stellen. Jammer inderdaad, maar er zijn grotere problemen. Aan mij de opdracht om het komend jaar fit genoeg te blijven om het ook daadwerkelijk te kunnen doen.
Op dit moment ben ik aan het nadenken over een alternatieve fietstocht. Vanaf 7 juni drie weken op pad. Ik heb gedacht aan de Jacobsroute, niet tot Santiago uiteraard, maar bijvoorbeeld tot het zuiden van Frankrijk. Of aan wat de Europafietsers Ring 1 noemen. Ik ben er nog niet uit. Misschien, al ziet het er nu niet zo uit, is de situatie begin juni wel dusdanig dat we toch het land nog niet uit kunnen, dan is een rondje NL ook een idee, al verwacht ik dan wel veel drukte.
Nog een dag, niet te lang, werken, en dan alle spullen bij elkaar zoeken en in de fietstassen proppen. Ik merk wel dat het feit dat ik in eigen land blijf ervoor zorgt dat ik wat lakser ben met de voorbereidingen. Alsof het niet onhandig is om je lucifers te vergeten als je op de camping van Kollumerpomp staat. Maar goed, het is natuurlijk wel zo dat je makkelijker kan inschatten in hoeverre je dit soort omissies in je uitrusting eenvoudig weer kan aanvullen.
Aanvankelijk was ik van plan om rond een uur of acht te vertrekken, maar gezien de te verwachten temperaturen heb ik dat naar half zeven verschoven. Dan zit ik wel tijdens de ochtendspits in Rotterdam, maar als fietser heb je daar toch niet heel veel last van. Hoop ik. 🙂
Het zal wel weer even wennen zijn om gedurende langere tijd op het zadel te zitten, meer dan 90 km heb ik sinds de reis naar Wenen vorig jaar niet meer gedaan. Ik verwacht dat mijn achterwerk na een km of zestig wel zal gaan protesteren, maar echte problemen zal ik er verwacht ik, hoop ik, niet door krijgen.
Net als de afgelopen twee jaar ga ik ook dit jaar weer in de nazomer een eindje fietsen. Twee jaar geleden naar Parijs, vorig jaar naar Wenen, als die trend wordt doorgezet zal het nu wel Gibraltar worden hoor ik je denken. Maar nee, dit jaar houd ik het wat simpeler. Ik heb een dag of tien de tijd, en om het ‘gedoe’ met terugkeren uit het buitenland te vermijden blijf ik deze keer in eigen land. Met het boekje Ronde van Nederland als leidraad begin ik aanstaande vrijdag te fietsen, gewoon vanuit mijn eigen huis. Ik heb eigenlijk alleen nog maar een globaal schema in mijn hoofd, dus ik heb nog geen idee waar ik een dag of tien later uit- of aangekomen zal zijn.
Het boekje maakt gebruik van bestaande LF-routes, en knoopt die dusdanig aan elkaar dat er een ronde ontstaat die ongeveer de grenzen van ons land volgt. Daar zijn wel een paar uitzonderingen op, want zo wordt Limburg niet erg uitgenut, veel zuidelijker dan Roermond komt het niet. Terwijl er wel degelijk LF-routes naar Maastricht gaan. En in Zeeland wordt Zeeuws-Vlaanderen niet aangedaan, mogelijk vanwege het ontbreken van LF-routes langs de zuidgrens.
De eerste dag zal ik maar een heel klein stukje van de beschreven route rijden. Via de routeplanner van de Fietsersbond maak ik een route om op de eerste camping uit te komen. Dat wordt als het goed is Camping Schoonenberg, een natuurcamping bij Velsen-Zuid. Die heb ik uitgezocht vanwege het feit dat hij zo’n beetje op de helft ligt van de route naar Texel. Daar wil ik namelijk op zaterdag aankomen, zodat ik nog net op tijd ben om vrienden uit te zwaaien die zondag na twee weken kamperen aldaar weer naar huis gaan.
Die zondag heb ik vervolgens wat tijd om rond te kijken op het eiland dat ik eigenlijk heel slecht ken, want pas ’s middags om 17.15 vertrekt Waddenveer de Vriendschap waarmee ik de oversteek naar Vlieland maak. Op Vlieland slaap ik een nachtje op camping de Lange Paal, en dan moet ik vervolgens heel vroeg opstaan, want dan wil ik met de boot van 6.45 naar Harlingen oversteken. Vanaf Harlingen zal ik vermoedelijk wat trouwer de beschreven route van Ronde van Nederland volgen.
De weersverwachtingen zien er vooralsnog zonnig uit, al is er vanaf vrijdag, de dag van mijn vertrek een toenemende kans op een lokale onweersbui. De komende dagen ga ik mijn spulletjes bij elkaar zoeken, misschien met nog wat aanvullingen of verbeteringen op de bestaande uitrusting, en woensdag gaat mijn fiets nog een dagje naar de fietsendokter voor een grote beurt. Mijn achterwiel begint slechter te worden, dus die laat ik vervangen. En de ketting en eventueel de cassette zullen ook vervangen moeten worden. Verder geloof ik niet dat er veel aan moet gebeuren. Oh nee, dat is niet waar, ik moet ook nog een nieuwe voorband hebben, die zag er vorig jaar, toen ik onderweg was naar Wenen, al niet zo denderend uit, en de laatste weken heb ik het gevoel dat ik alleen nog maar op de anti-leklaag rijd.
Ik ga proberen mijn wedervaren bij te houden, dus ik zou zeggen: houd de site in de gaten!
Nadat ik vorige week maandag weer thuisgekomen was ontbrak mij de tijd om direct verder te gaan met de verslaglegging. Dat is jammer, want zo krijgt het geheugen kans om alweer dingen weg te laten zinken. Maar ik doe mijn best.
Na de rustdag waarop het eerste deel van het verslag tot stand was gekomen ging ik fris en vrolijk weer verder, op weg richting de Donau. De moeite die ik twee dagen eerder had gehad om op de camping in Laudenbach aan te komen (ik had geen idee waar hij was, en mijn GPS wilde me steeds een spoorbaan laten kruisen zonder daarbij een tunnel of viaduct te bieden) bleef in de omgekeerde richting achterwege. Had ik maar geweten dat het zo eenvoudig was…
Ik had al gezien dat ik onderweg naar de volgende camping wel wat zou moeten klimmen hier en daar. Dit, in combinatie met het feit dat het al gauw zo’n 100 km zou worden deze dag had mij van te voren al doen besluiten om het plaatsje Rothenburg o/d Tauber over te slaan. Dat voornemen werd nog wat sterker toen ik een beoogde mogelijkheid om een paar klimmetjes te vermijden zag stranden op een wegopbreking. Oftewel, omgereden, terug, en toch nog klimmen. Dus niet naar Rothenburg. Maar ja, dan zou ik wel deze woorden van de schrijver van mijn routeboekje negeren: Op straffe van het missen van één van de fraaist bewaard gebleven Duitse vestingsteden, is het ook mogelijk vanaf Detwang onderlangs te fietsen. Wilde ik “één van de fraaist bewaard… etc.” inderdaad zomaar missen? Ik bleef tot in Detwang twijfelen, en koos toen uiteindelijk de steile weg naar Rothenburg. Twee kilometer 6% stijging, voor sommigen misschien een peulenschil, maar ik ben nou eenmaal niet zo’n klimgeit, dus had er mijn handen (eigenlijk benen) vol aan.
Stadspoort Rothenburg o/d Tauber
Uiteindelijk dan toch zegevieren, en vaststellen dat het alleszins de moeite waard was geeft toch wel veel voldoening. Prachtige vakwerkhuizen, een mooie, drie kilometer lange stadsmuur inclusief bijbehorende poorten.
Bij zo’n plaats horen natuurlijk ook veel (grotendeels Aziatische) toeristen. Nou was ik er natuurlijk zelf ook een (nee, niet Aziatisch), dus zeg er dan maar eens wat van. Grappig was nog dat ik zelf ook als toeristisch object werd gezien. Ik kreeg het verzoek om even stil te gaan staan (met mijn beladen fiets aan de hand), dan kon de heer in kwestie even een foto van me maken. Hij vroeg verder niets, dus ik vraag me af wat ik in zijn hoofd eigenlijk was.
Na het verlaten van het Tauberdal werd het nog weer even klimmen, want via het natuurpark Frankenhöhe passeerde ik de zogenaamde Europese waterscheiding, waarbij aan de westelijke kant het regenwater uiteindelijk naar de Rijn stroomt, en aan de andere kant naar de Donau. Het verschil tussen wat in de Noordzee en wat in de Zwarte Zee terecht komt zou je kunnen zeggen.
Deze eerste dag na mijn rustdag eindigde jammer genoeg met een nat pak. Een kilometer of twaalf vóór ik bij Gunzenhausen aankwam zag ik de lucht al betrekken, en hoewel ik mijn best heb gedaan om het tempo er stevig in te houden was ik helaas toch net te laat bij de camping. Dat was echter wel de laatste regen van enige betekenis, maar dat wist ik toen nog niet.
Twaalf apostelen?
De volgende dag maakte ik kennis met de Altmühl, een rivier waar ik, ik beken het maar, nog nooit van had gehoord. Toch heeft het Altmühl-dal me dagen beziggehouden, dus een klein slootje was het niet bepaald.
Het was na de betrekkelijk zware dag van gisteren een ontspannen tocht, niet veel klimmen, en 70 km vond ik wel genoeg. Een kilometer of tien voor de camping in Dollnstein had ik even een korte pauze om wat te drinken. Daar kwam vanuit de tegenovergestelde richting een ouder koppel (alsof je zelf zo jong bent 🙂 ) aangefietst, en ik hoorde die man zeggen: dat daar zijn de twaalf apostelen. De vrouw keek matig geïnteresseerd, maar de man had wel gelijk. In die zin dat er inderdaad een stuk of wat rotspartijen naast elkaar stonden, en het zouden er best wel eens twaalf geweest kunnen zijn. Maar waarom nou apostelen? Ook mijn gidsje sprak van de apostelen. Daar zit vast nog een mooi verhaal achter, maar dat heb ik nog niet vernomen.
De dag na Dollnstein had ik weer eens ruzie met mijn GPS-track. Ik heb op een aantal momenten gemerkt dat die toch wel merkwaardig tot stond moet zijn gekomen. Soms liep hij gewoon over de autoweg, deze keer ging hij haaks op de weg het veld in, tot aan de Altmühl, om deze dan vlak aan de oever te gaan volgen. Aanvankelijk deed ik braaf (zeg maar slaafs) wat het paarse lijntje me opdroeg, maar het reed zo onaangenaam dat ik mijn verlies genomen heb, en op een gegeven moment de haakse bocht de andere kant op genomen heb, en door het veld wandelend naar de weg terug ben gelopen. Het is net of delen van de route door de GPS-trackmaker met een mountainbike waren gemaakt.
Ik heb verder overigens heel veel plezier van mijn GPS-apparaatje en de tracks gehad, het is toch makkelijker om een lijntje op een apparaatje te volgen dan steeds bij een kruispunt kaart of boekje te moeten raadplegen, om vervolgens na een paar honderd meter (of eerder) te moeten denken “hoe zat het nou ook alweer?”, en dan weer te moeten stoppen voor de volgende controle. Maar duidelijk is dat je ook bij een GPS-route bij de les moet blijven.
In Riedenburg (inmiddels aan het Main-Donaukanaal), waar ik die middag mijn tentje opzette ontmoette ik een man die vertelde van Hongaarse afkomst te zijn, en onderweg te zijn van Nederland terug naar Budapest. Later vertelde hij me dat hij eind juli uit Budapest was vertrokken. Ik zou hem nog vaker tegenkomen.
Petersdom Regensburg
Maar dat was niet meteen de volgende dag al. Die dag legde ik een afstand af van bijna 110 km, en dat vond ik ook meer dan genoeg. Het was echter wel de dag dat ik door Regensburg kwam. Kort daarvoor was ik in Kelheim, waar Main-Donaukanaal en Donau samenvloeien. Een mooi gevoel, eindelijk de rivier die me uiteindelijk in Wenen zou brengen. Ik ben met de fiets aan de hand een beetje door Regensburg gaan slenteren, en heb de prachtige Petersdom bezocht. Regensburg was ook de plaats waar ik er eindelijk in slaagde een (betaalbare) nieuwe zonnebril te kopen. Die niet eens zozeer voor de toch regelmatig schijnende zon bedoeld was, maar vooral ook als bescherming tegen wind en vliegjes.
Ruimte genoeg?
De camping waar ik uiteindelijk terecht kwam, de stadscamping van Straubing, viel me eigenlijk niks tegen. Een drukte van belang was het niet, maar een voordeel was dat ik ver van de campingverlichting stond waardoor het ook ’s nachts toch wat donkerder werd dan ik op veel andere campings had ervaren. Ik had wel zin in een wandelingetje, en er moest ook nog gegeten worden, dus ik besloot naar de stad te gaan lopen. Een restaurant dat me uitnodigend aankeek zag ik niet, maar toen ik in het centrum een H&M zag dacht: er is vast ook een McDonalds. En jawel! Nou weten mensen die mij kennen wel dat ik niet zo’n Mac-er ben, maar ineens had ik er toch zin in. Kennelijk doet een mens soms rare dingen als hij ruim 1100 km heeft gefietst sinds hij van huis vertrok.
Onderweg tijdens de etappe van Straubing naar Irring (een kilometer of tien, twaalf vóór Passau) kwam ik deze plek tegen.
Ik kwam (voor mij) verrassend weinig scheepvaart tegen langs grote stukken van de Donau, veel minder dan ik bijvoorbeeld op de Rijn had gezien. Dat heeft er ongetwijfeld mee te maken dat er in de rivier op een aantal plaatsen waterkrachtcentrales zijn gebouwd, en de stuwen die dat met zich meebrengt maken de doorgang niet eenvoudiger, ook al zijn er altijd wel sluizen aanwezig. Dit is de stuw bij Passau.
Stefansdom Passau
Passau is een tamelijk toeristische plaats, zelfs in dit naseizoen. Veel Amerikanen en mensen met Aziatische looks. Ook de Dom van Passau, net als die van Wenen naar de heilige Stephanus genoemd, was een populair bezichtigingsobject. Ook de bank waar je geld uit de muur kon trekken bleek een gewilde plaats om te bezoeken. Ik moest helaas aansluiten, zonder contant geld reizen is in dit deel van de wereld niet prettig. Op minder plaatsen dan in Nederland kun je met plastic geld terecht.
Het koor van mijn vrouw zou na het concert in Wenen ook hier in Passau nog een kort concert verzorgen, maar verwijzingen daarnaar heb ik niet kunnen ontdekken. Ik wist eerlijk gezegd ook niet waar het concert zou plaatsvinden.
De Donauradweg van Passau naar Wenen wordt geroemd om zijn schoonheid, en het eenvoudig te befietsen traject. Daar zou ik nu aan gaan beginnen!
Het eerste deel van het stuk viel eigenlijk wel een beetje tegen. Je rijdt op een fietspad direct naast een betrekkelijk drukke weg. Aan de andere kant heb je de Donau, dat is dan wel weer aangenaam. Ik deed een tijdje een wedstrijdje met een grote rondvaartboot. Die dingen houden nog een behoorlijk tempo aan. Ik reed ongeveer 20 km/u, en dat was ook ongeveer het tempo van de boot. Nadat hij twee binnenbochten voordeel had gehad gaf ik het op. Gelukkig was dat ook net het moment dat ik aan de overkant van de weg een Lidl zag, en dat kwam goed uit. Mijn proviand voor die dag was nog niet geregeld en zo kon ik zonder gezichtsverlies mijn achtervolging van de boot staken. (Niet dat er verder iemand was die hier getuige van was. 😉 )
Een kilometer of 25 na Passau was er weer een gedenkwaardig moment, ik stond op het punt om de grens naar Oostenrijk te passeren. Ik had wel wat meegekregen van de commotie rond de vluchtelingen die vanuit Oostenrijk naar Duitsland wilden, en ook dat de Duitsers de grens bij Salzburg al hadden gesloten. De dreiging hing in de lucht dat er meer grensovergangen zouden volgen.
Als je naar de grensovergang op de foto hier links kijkt vraag je je af waarom er niet veel meer van dit soort stille overgangen gebruik wordt gemaakt.
Als het er niet bij had gestaan had ik vooralsnog niet veel gemerkt van het feit dat ik nu in een ander land fietste. Misschien waren de automobilisten in Oostenrijk iets minder omzichtig t.o.v. fietsers, maar daar had ik later toch eigenlijk geen klachten over, dus het kunnen toevalstreffers geweest zijn.
Voor de laatste keer deze reis moest ik gebruik maken van een vaartuig om een rivier over te steken. Ik vond het meteen wel het schattigste bootje, en deed me denken aan het bootje van de Heen-en-weerwolf uit Pluk van de Petteflet. (Dat dat eigenlijk nergens op slaat zul je wel zien als je eens googelt op heen-en-weerwolf. Fiep Westendorp had er een heel ander beeld bij.)
Deze foto doet me dan weer denken aan Die Moldau (van Smetana), en dat zal ongetwijfeld ook nergens op slaan. Maar neem iemand zijn fantasie maar eens kwalijk. Ik vond het in elk geval een prachtig uitzicht.
Lekker plekje aan de Donau
Er waren dagen dat ik pas na een km of 70-80 last van ongemakken begon te krijgen, of dat ik het sowieso een beetje zat was. Deze dag, de dag waarop ik aan de Donauradweg tussen Passau en Wenen begon, was er een waarop ik na ongeveer 50 km al vond dat het einddoel wel na de volgende bocht mocht liggen. En dan was het dagtotaal van 73 km toch echt niet heel veel in vergelijking met andere dagen. Nou ja, ook dit soort dagen horen erbij. Doordat de afstand betrekkelijk kort was kon ik al tegen half vier aan het opzetten van mijn tentje beginnen. Het was lekker weer, en het was goed toeven op mijn stoeltje in de zon. ’s Avonds een hapje gegeten in het bijbehorende restaurant, en de twee pullen bier van elk een halve liter zorgden voor een goede nachtrust. Zij het dat uiteraard een nachtelijk bezoek aan het toilet daardoor onvermijdelijk was geworden.
En dan is er ineens het bord waarop je eindbestemming staat! Dat betekent toch vaak dat je wel een beetje in de buurt begint te komen. En inderdaad, op deze dag fietste ik ruim 100 km om bij de plaats Grein uit te komen, en daarvandaan was het nog slechts zo’n tweehonderd kilometer.
Ondanks de lovende woorden die je hoort over de Donauradweg (DRW) had ik op deze dag toch een stuk bij Linz te verwerken waar ik niet echt blij van werd. Een fietspad langs een zeer drukke weg waar voor mijn gevoel geen eind aan kwam. Pas toen de DRW rechts afboog naar de rivier, en de drukke weg de andere kant op werd het weer aangenaam.
In Grein trof ik voor de tweede maal mijn ‘Hongaarse vriend’. Op de camping, gerund door een van oorsprong Roemeense familie, bleek je ook te kunnen eten, en we besloten samen de maaltijd te genieten. Dat was een gezellige afsluiting van de dag. Een nadeel van de camping (ook genoemd in mijn reisgids) was dat hij vlak langs een vrij drukke weg was gelegen. Maar ’s nachts bleek dat best mee te vallen, en ’s morgens was ik toch altijd vroeg wakker. Voor een nachtje was het wel te doen. Het was overigens wel een heldere nacht waardoor het behoorlijk afkoelde. Met name bij het afbreken van de tent had ik daar veel last van: ijskoude handen. Maar gelukkig had ik geleerd van mijn reis naar Parijs vorig jaar, deze keer had ik wel handschoenen bij me. Door mijn handen onder de kraan te verwarmen en droog te maken met de blower kon ik in elk geval goed op pad.
Een ander ding waar ik onderweg naar Parijs leergeld mee had betaald was het aantal kilometers van de laatste dag. Naar Parijs was de laatste etappe 110 km geweest, maar toen moest ik nog naar de camping, een bonus van 20 km. Dat vond ik toen niet aangenaam.
Daarom besloot ik van de afstand die ik nog in twee dagen moest doen ruim 110 km op de eerste dag te doen zodat er voor het traject naar Wenen niet veel meer dan 70-80 km overbleef.
Ik vond het eerste stuk na Grein echt genieten.
Voor me zag het er uit zoals op het linkse plaatje, en als ik achter me keek op het plaatje rechts. Behalve ik kwam er nog een fietsend stel voorbij, en een enkele auto. Het was een mooie intieme sfeer.
En toen was daar Melk, het plaatsje waar dit prachtige klooster is gebouwd.
Doordat het veel hoger ligt dan je aan de hand van de foto zou denken maakt ziet het er erg indrukwekkend uit. Het is mogelijk om het te bezoeken, maar daar had ik op deze dag eigenlijk geen tijd voor, vond ik toen. (Hier kom ik in de evaluatie nog op terug)
Het was de bedoeling om bij Traismauer te kamperen, er zouden volgens de gids zelfs twee campings moeten zijn. En toen ik op het toeristische bord bij de ingang van het plaatsje keek stond er daadwerkelijk een (1) aangegeven. Eerst fout gereden door een bord dat minstens verwarrend was opgesteld, vervolgens door een lokale jongedame nog eens de verkeerde kant opgestuurd, en toen maar weer teruggereden naar het reeds genoemde bord. Daar raakte ik aan de praat met een ook fietsende dame, alleen ging zij van hotel naar hotel. Haar bewondering voor mijn bagage, voor de door mij reeds afgelegde afstand en voor het feit dat ik uitsluitend kampeerde was erg groot. En terwijl ik met haar stond te praten kwam daar ineens mijn Hongaarse vriend weer aangefietst. Die had het adres van de camping in zijn Garmin geprogrammeerd, en zo reden we via de kortst mogelijke route naar de camping. 🙂 Ach ja, dat had ik natuurlijk ook kunnen doen…
Na weer een frisse nacht brak dan toch de laatste fietsdag aan. Ik had me door mijn kampeer-/fietsmaat bijna laten overtuigen dat het veel slimmer was om de camping bij Klosterneuburg te gebruiken in plaats van Wien West zoals ik steeds van plan was geweest. Onderweg heeft mijn dochter nog even op mijn verzoek via Google Maps bepaald wat de fietsafstanden waren van deze twee campings naar de Stefansdom in Wenen, een lekker centraal punt. Dat bleek nauwelijks iets uit te maken, beide iets van een kilometer of dertien. Toen was ik ‘om’. Niet alleen zou ik door naar Klosterneuburg te gaan eerder bij een camping aankomen, ik hoefde er ook niet voor te klimmen, hetgeen voor Wien West wel het geval was. Klosterneuburg bleek ook nog eens zeer dicht bij een station te liggen.
Er stond een straffe oostenwind (= tegenwind) die ik op een gegeven moment goed zat was, maar de gedachte dat ik er bijna was gaf toch genoeg kracht om door te zetten. Op de camping aangekomen het tentje opgezet en even mijn rust genomen. Maar ik was er natuurlijk nog niet. Er was nog een dertiental kilometers te gaan voor ik daadwerkelijk naast de Dom van Wenen stond, het door mij bepaalde einddoel. Maar dat waren kilometers zonder bagage, dat fietste buitengewoon aangenaam!
Het was even zoeken naar die Dom, tussen alle hoge gebouwen zag je hem haast niet. En mijn Garmin wist wel waar het was, maar kon juist door die hoge gebouwen soms bijna zijn eigen positie niet bepalen. Bijna, want na wat heen en weer rijden was hij daar dan toch, en ik ook. 🙂
Hiermee eindigt dit deel van mijn verslag. Er komt in elk geval nog een soort evaluatie, en wat statistieken. Wordt vervolgd!
Nou mensen, ik had gedacht dat Duitsland vol zou staan met campings en eetgelegenheden waar WiFi beschikbaar zou zijn om geregeld iets over mijn wederwaardigheden te melden. Helaas dus. Maar vandaag trof ik het. In elk geval met het weer. Want hoewel er wel wat wolken tussen de bergen hingen toen ik vertrok, trokken die al snel weg, en toen bleef er een stralende dag over. Ik mag wel zeggen de eerste in de afgelopen 9 dagen. En voordat het gaat wennen weet weeronline me te vertellen dat er morgen weer de nodige nattigheid gaat komen. Ik maak me er maar niet druk over, het helpt niet, en het kan altijd nog meevallen. 🙂
Ik had dat weerbericht beter eerder kunnen checken, want het was zulk heerlijk weer dat ik eindelijk eens een wasje kon doen. Mijn fietskleren wel te verstaan. En die zijn nu uiteraard kletsnat, en worden niet alleen voor morgen niet meer droog, maar waarschijnlijk ook de rest van de dag niet. Ik heb nog een reservesetje maar dat is minder fijn.
Even terzijde. Ik maak gebruik van mijn tablet om dit te tikken. Met een los toetsenbordje. Dat is op zich wel fijn, maar het stomme is dat hij wel autocorrect blijft doen. Dus ik moet donders goed blijven kijken wat er in de tekst terecht komt. Je kan het vast uitzetten, maar ik nu even geen zin om het uit te zoeken. Dan maar even ergeren.
(Hé he, ik kon het natuurlijk niet laten, en ik geloof toch dat ik weer de baas ben. 🙂 )
(Nog weer later blijkt er geen reden voor zelfgenoegzaamheid, ik heb er nog steeds last van)
Maar wat dus ook fijn is, dat is dat ik vandaag op een camping terecht ben gekomen waar je voor twee euro 24 uur mag internetten! Ik denk dat ik vannacht maar wakker blijf.
Ik kan nu mooi weer eens een blogje schrijven voor mijn trouwe volgers, maar het zal duidelijk zijn dat een dag-voor-dagverslag er even niet in zit.
Ik heb het de eerste dagen zo nu en dan wel zwaar gehad. Er was niet veel gekomen van voorbereidende fietstochten en ik had daar ook wel licht over gedacht. Maar tweemaal per dag 13 km woon-werkverkeer is natuurlijk niet te vergelijken met dagafstanden tussen de 80 en 100 km. En vooral de eerste helft van de eerste week heb ik behalve geregeld regen ook veel wind tegen gehad. Vermoeiend en soms ook ontmoedigend als je op een dijk langs de Rijn niet harder dan veertien km/u kunt.
Het toppunt qua regen viel toen ik op de camping bij Keulen stond. Ik was die dag al getrakteerd op veel neerslag, maar tegen de tijd dat ik bij de camping stond was het toch droog geworden. Het veld was echt helemaal doorweekt en het was moeilijk een niet al te zompig plekje te vinden. Dat leek gelukt, en terwijl ik de tent aan het inrichten was en ik bedacht dat ik wellicht toch nog even terug naar Keulen wilde fietsen (7 km) want daar had ik behalve de Dom (prachtige ramen, verder een pietsie somber) nog nauwelijk iets van gezien, begon het weer te betrekken. Het ging regenen en onweren, ik zocht mijn heil in de kookruimte op te camping en was vanaf die plek getuige van een bui zoals ik zelden gezien heb. Er viel in korte tijd veel, heel veel water. En wetende hoe zompig het veld al was voor de bui maakte ik me ernstig zorgen over mijn tent. Ik had er wel vertrouwen in dat hij van boven waterdicht zou zijn, maar hoe zat dat van onderen. Toen de regen eindelijk wegtrok ging ik de schade opnemen. Een plek waar ik de tent eerst wilde zetten was ondertussen een meer geworden. Bij mijn tentje leek het mee te vallen. Binnen in de tent voelde het wat klam, maar geen echte lekkage. Maar toen ik met de vlakke hand op het grondzeil duwde voelde ik het meteen. Er had zich ook onder mijn slaapverblijf een meertje gevormd. Zo kon ik niet gaan gaan slapen. Wat gedaan? Ik besloot de vier tassen uit de tent te halen, alle acht de haringen los te maken en met behulp van een buurman de tent op te tillen en naar het grondgebied van een caravan te verplaatsen. Dat lag wat hoger, en de mensen waren er toch niet. (En wat dan nog). Dit bleek goed te gaan. Handig een tentje dat een soort zelfdragende constructie is.
Na deze ervaring nam in de dagen daarna de buiigheid wat af. De fietservaring werd ook steeds beter. Ik merkte dat mijn gemiddelde snelheid begon te stijgen, en niet alleen door het afnemen van de wind. Het landschap langs de Rijn Was erg divers, veel over dijken gereden uiteraard, maar soms ook moest ik vanwege industrie aan de oever een stuk door de binnenlanden rijden. Dat maakte het wel zo divers. Hoewel er erg veel aan Romeinse en andere cultuur te zien Was heb ik daar in het begin maar deels wat van meegekregen. Je hebt niet zoveel zin om doornat een oude Romeinse muur te bewonderen. 🙂
De laatste dagen ben ik vaker ook even van de route afgewerkt om fraaie plaatsjes te bekijken. Tot afgelopen zaterdag volgde ik het spoor van naamgenoot de Rijn (Rhein), daarna stapte ik bij Mainz over op de Main en sinds vandaag is het de Tauber wat de klok slaat.
Landschappelijk ben ik nu duidelijk in het meer heuvel-/bergachtige stuk van de route gekomen. Ik zag er wat tegenop, dat klimmen, maar hoewel er wel pittige stukken bij waren viel het me toch niet tegen.
Ik heb inmiddels 694 km afgelegd en moet er nog 769. Dus als ik morgen zo’n 40 km heb gefietst ben ik over de helft. Tot nu toe heb ik vooral stroomopwaarts gefietst, maar na overmorgen kom ik aan de Donaukant van de route (de rivier zelf duurt nog even) dus dan wordt er per saldo meer gedaald dan gestegen. Ik zie ernaar uit.
Dat was het voor nu, op naar de volgende camping met WiFi.