Het was nog donker toen ik van huis ging, maar een fel rood knipperend lampje achter op mijn rugzakje, en een constant brandend wit lampje aan mijn voorkant zorgden toch voor wat zichtbaarheid en veiligheid. Het was ook betrekkelijk koud vanochtend, in geen tijden zo fris volgens mij.

De fietstunnel die ik normaal in Dordt gebruik is met ingang van gisteren een week of acht (!) niet te gebruiken, dus ik verlegde mijn route richting het station. Dat is niet om, en ook redelijk comfortabel om te lopen. Aan de andere kant van het station gekomen bleek het stoepje aan de overkant van de straat waar ik normaal overheen loop ook al opgebroken. Via de straat, waar het gelukkig nog erg rustig was, kwam ik uiteindelijk toch bij de Zwijndrechtse brug, en vanaf daar was alles gelukkig weer als gebruikelijk. Er zijn grenzen aan mijn flexibiliteit op de vroege morgen.

Toen ik eenmaal goed en wel in Zwijndrecht was aangekomen stapte ik over op het zelfbedachte interval schema. Aangezien ik nou eenmaal geen apparatuur heb waarmee ik de gelopen afstand kan meten liep ik op tijd: 5 minuten stevig tempo, 1/2 minuut wandelen, 4 minuten dribbelen, en dan weer 1/2 minuut wandelen. En dit net zo lang tot ik er was. Aanvankelijk was ik afhankelijk van de aanwezigheid van lantaarnpalen om op mijn klokje te kunnen kijken, halverwege werd het gelukkig licht genoeg om het zonder extra lichtbronnen te kunnen zien.

Mijn kuit voelde ik pas de laatste kilometer. Of het beter gaat zou ik nog niet durven zeggen, maar erger lijkt het niet te worden.