Nadat ik vanmorgen in de plenzende regen naar mijn werk was gefietst, iets wat overigens vrij zelden gebeurt, begon het in de loop van de ochtend steeds droger en lichter te worden. En tegen de tijd dat ik aan mijn lunchpauzeloopje toe was begon de zon zelfs aarzelend door te breken. De temperatuur was een stuk lager dan de afgelopen dagen, maar beslist niet verkeerd om in te lopen.

In het kader van langzaam maar zeker de omvang van de looptijd opbouwen besloot ik tot een soort zaagtandtraining: 200-400-600-800-1000 meter per keer, telkens afgewisseld met 100m wandelen. En deze hele cyclus dan twee keer. In het begin een wat stijve achillespees, maar dat verdween weer. Als het niet erger wordt dan dit is er goed mee te lopen.

Dat ik op blote voeten loop valt de voorbijgangers vaak meer op dan mezelf, maar vandaag betrapte ik mezelf er op dat ik een stukje langer doorliep dan mijn eigenlijke keerpunt om even lekker door een grote plas te kunnen lopen. Het kind in mij is nooit helemaal verdwenen.